Daniel Miller claims that artefacts essentially not only have material existence – size, shape, texture,
weight, colour, the substance from which they are made – but also the human value placed upon
them, the context in which they are given agency, when they become engaged in the vital play
of contemporary life: the material only acquires meaning, significance through cultural usage, a
disaggregated hybridity that contributes to our sense of a cultural reality. In his book Iconostasis
(1922) the Russian priest and writer Pavel Florensky insists on the significance of the material
specificity of icons within the religious ontology of Russian orthodoxy. Similarly Kazimir Malevich’s
evolving concept of Suprematism can only be grasped through the “new realism” of his non-objective
images, icons for a post-revolutionary future. Material objects – icons and Suprematist images – can
exercise within social situations an agency that aims to bring about cultural effects. Both thinkers
lived through the early years of the post-1917 Russian revolutions where their humane concepts of
dialectical materialism came in conflict with more mundane materialism of Bolshevism.
Daniel Miller beweert dat artefacten in wezen niet alleen een materieel bestaan hebben - grootte,
vorm, textuur, gewicht, kleur, de stof waaruit ze zijn vervaardigd - maar dat daar bovenop ook een
menselijke waarde geldt, de context waarin ze bestaansrecht worden gegeven, als ze in het vitale spel
van het hedendaagse leven betrokken zijn: het materiaal krijgt pas betekenis, waarde door cultureel
gebruik, een uiteengesplitste hybriditeit dat bijdraagt aan ons gevoel van een culturele realiteit. In
zijn boek Iconostase (1922) dringt de Russische priester en schrijver Pavel Florensky aan op het
belang van de materiële specificiteit van de iconen binnen de religieuze ontologie van de Russische
orthodoxie. Ook het evoluerend concept ‘Suprematism’ van Kazimir Malevich kan alleen worden
begrepen door middel van het ‘nieuwe realisme’ van zijn niet-objectieve beelden, iconen voor een
post-revolutionaire toekomst. Materiële objecten - iconen en suprematistische beelden – kunnen
binnen sociale situaties een invloed uitoefenen dat zich richt op culturele effecten. Beide denkers
hebben de eerste jaren van de post-1917 Russische revoluties meegemaakt waarin hun humane
concepten van het dialectisch materialisme in conflict kwam met meer alledaagse materialisme van
het bolsjewisme.